Alle broeders en zusters weten dat het woord “Christus” nergens voorkomt in het Oude Testament, enkel in het Nieuwe Testament, en dat Christus de benaming van de Heer Jezus is. Deze term in het Hebreeuws is “Messias” en betekent “de Gezalfde”.
Het Oude Testament verhaalt dat de priesters die God had aangesteld, moesten worden gezalfd. Zo dienden Aaron en zijn zonen bijvoorbeeld als priesters nadat ze werden gezalfd (zie Exodus 28:41). Wanneer God een koning koos voor de Israëlieten, zond Hij bovendien een profeet om de gekozen persoon te zalven met de zalfolie. De profeet Samuël zalfde bijvoorbeeld Saul, de zoon van Kish, als de eerste koning van de natie Israël door het woord van Jehova God (zie 1 Samuël 9: 15-17 en 10: 1). Nadat Saul was afgewezen omdat hij God ongehoorzaam was, zalfde Samuël, door het woord van Jehova God, David, de zoon van Isaï, als de koning van het volk van Israël (zie 1 Samuël 16: 1-13). Voordat hij stierf, stuurde koning David de priester Zadok en de profeet Nathan naar Gihon om zijn zoon Salomon als koning te zalven (zie 1 Koningen 1: 32-40). Uit deze gebeurtenissen kunnen we duidelijk zien dat “de Gezalfde” degene was die God diende of die als koning werd uitverkoren. Als Christus wordt aangeduid als de gezalfde, waarom werden de hogepriester Aäron en zijn zonen dan niet Christus genoemd nadat zij waren gezalfd? En Saul, David en Salomon werden ook gezalfd en waren allemaal koningen, dus waarom werden zij niet Christus genoemd? Waarom werd alleen de Heer Jezus Christus genoemd?
Dit vraagstuk zat me al jaren dwars. Ik had er al vele predikers om gevraagd, maar kreeg nooit een juist antwoord. Pas toen ik het onlangs tegen een vriend zei, en hij twee passages met me las en communiceerde, begon ik dit aspect van de waarheid te begrijpen. Deze twee passages zeggen: “De vleesgeworden God heet Christus, en Christus is het vlees aangekleed door de Geest van God. Dit vlees is als van geen ander mens van vlees. Dit verschil is er, omdat Christus niet van vlees en bloed is, maar de belichaming van de Geest is. Hij bezit zowel normale menselijkheid als volledige goddelijkheid. Geen mens bezit Zijn goddelijkheid. Zijn normale menselijkheid draagt al Zijn normale lijfelijke handelingen, terwijl Zijn goddelijkheid het werk van God Zelf uitvoert. Maar zowel Zijn menselijkheid als Zijn goddelijkheid onderwerpen zich aan de wil van de Vader in de hemel. Het wezen van Christus is de Geest, dat wil zeggen de goddelijkheid. Daarom is Zijn wezen het wezen van God Zelf […]”
“De vleesgeworden God wordt Christus genoemd en dus wordt de Christus die de mensen de waarheid kan geven, God genoemd. Hier is niets buitensporigs aan, want Hij bezit het wezen van God en bezit Gods gezindheid en wijsheid in Zijn werk, die onbereikbaar zijn voor de mens. … Christus is niet slechts de manifestatie van God op aarde, maar ook, het specifieke vlees dat door God wordt aangenomen terwijl Hij Zijn werk onder de mens uitvoert en voltooit. Dit vlees is er geen dat zomaar door iedereen kan worden vervangen, maar één wat Gods werk op aarde adequaat kan verdragen, de gezindheid van God kan uitdrukken, God in voldoende mate kan vertegenwoordigen en de mens van leven kan voorzien.”
Uiteindelijk blijkt dus dat “Christus” de vleeswording van God betekent. Hoewel Zijn verschijning gewoon en normaal is, bezit Christus Gods goddelijke wezen en is Hij de belichaming van de Geest van God. Hij is God Zelf. Dat de Heer Jezus Christus kan worden genoemd, is omdat Hij een vleesgeworden God is. Hij bezit niet alleen de normale menselijkheid, maar heeft ook goddelijkheid – die geen enkel mens bezit. Het woord en het werk van de Heer Jezus, en de gezindheid waaraan Hij uiting gaf waren volledig de rechtstreekse uiting van Gods goddelijkheid. Zo zijn het woord en het werk van de Heer Jezus vol gezag en kracht. Zodra Hij sprak werden Zijn woorden werkelijkheid, zoals toen Hij de doden weer tot leven bracht, de wind en de zee kalmeerde, ziekte genas, de mens zijn zonden vergaf, enzovoort. De Heer Jezus begon het tijdperk van genade, bracht het pad van bekering, onthulde de mysteriën van het hemelse koninkrijk en gaf uitdrukking aan vele waarheden en een gezindheid die vooral genade en liefde was. Om de hele mensheid te verlossen werd Hij aan het kruis genageld en als gevolg daarvan werden de zonden van de mens vergeven. Geen enkel geschapen wezen bezit de goddelijke substantie van de Heer Jezus. Hoewel Aäron en zijn nakomelingen, Saul, David en Salomon, gezalfden waren, waren zij slechts schepselen van God, en de mannen die door de Heilige Geest werden gebruikt of die God dienden. Ze hadden niet het minste spoor van goddelijkheid en waren niet de vleesgeworden God. Daarom konden ze niet Christus worden genoemd. Hoewel het uiterlijk van Christus net zoals dat van een gewone man was, is Zijn essentie geheel anders dan die van om het even welke man. Met andere woorden, niemand behalve de vleesgeworden God kan Christus worden genoemd. Dankzij de leiding van de Heer, nadat ik naar de communicatie van mijn vriend had geluisterd, was mijn verwarring eindelijk opgelost.
uit 'Online Bijbelstudie'
Reactie plaatsen
Reacties